google4a7bfff51fbfb056.html

Bemesting
Een flinke bemesting met compost of verteerde stalmest is voldoende om aan de behoefte van een aardappelteelt te voldoen. Aardappels hebben een relatief hoge kalium behoefte. Een te hoge stikstof bemesting kan averechts werken, doordat het loof zich te sterk ontwikkelt ten koste van de knollen. De ziektegevoeligheid neemt bovendien toe.

Voorkiemen
Alle soorten kunnen voorgekiemd worden. Voorkiemen geeft aardappels een snellere start na het poten. Het geeft geen hogere opbrengst. Leg de pootaardappels enkele weken op een lichte plek (maar geen direct zonlicht) bij een temperatuur van ongeveer 10 graden. Zo vormen zich korte, dikke uitlopers die niet snel afbreken. Als ze te warm liggen, ontstaan lange dunnen uitlopers die snel afbreken. Overdek bij het poten de uitlopers met een laagje turf of compost, alvorens er aarde overeen te gooien.

Tijdstip van poten
April is de beste maand voor het poten van aardappels.
Er is bij aardappels onderscheid te maken tussen vroege, middel, en late soorten. Vroege soorten beginnen eerder met het vormen van een knol, en zijn ook eerder rijp. De vroege gaan van eind maart tot half april de grond in, de middel van begin april tot eind april, de late van half april tot half mei

Poten
Maak een ondiepe geul of gat van 5 a 10 cm diepte. Doe de pootaardappel er in met de spruiten omhoog en bedekt de pootaardappel met een laagte aarde. In de loop van de teelt de aarde ophogen boven de pootaardappels zodat er een rug ontstaat. De afstand tussen de rijen bedraagt 50 cm voor de vroege soorten, en 60-70 cm voor de middel en late soorten. In de rij is de afstand ongeveer 40 cm.

Ziekten en plagen
De aardappelplaag Phytophthora infestans is de ernstigste ziekte van de aardappel. De schimmel tast zowel loof als knollen aan en kan een aardappelgewas in een week tijd volledig vernietigen. De ziekte is te herkennen aan de bruine ronde vlekken op blad en stengels. Aan de onderkant van het blad kan een wit schimmelpluis ontstaan. Ook tomaten hebben veel te lijden van deze ziekte. De sporen kunnen in de bodem tot 3 jaar lang actief blijven. De ziekte treedt vooral op in de zomer, vanaf ongeveer half juni. De belangrijkste strategie tegen de ziekte is dan ook de vroege teelt, dus zorgen dat het gewas al goed ontwikkeld is als de ziekte toeslaat. Daarnaast kunnen we rassen kiezen die enige weerstand tegen de ziekte hebben.

Aardappelmoeheid wordt veroorzaakt door het aardappelcystenaaltje. Deze aaltjes leven op de wortels en veroorzaken opbrengstverlies. Er bestaan resistente rassen. Vruchtwisseling zorgt er voor dat de populatie aan aaltjes nooit te groot wordt.
De coloradokever kan in sommige jaren uitgroeien tot een echte plaag. Controleer de aardappels in april en mei op deze kever en vernietig de eventueel aangetroffen exemplaren. Zo kan de plaagopbouw verstoord worden. Op de website van de NAK is veel te vinden over diverse andere ziekten en plagen in aardappelen.

Ook slakken lusten graag een aardappeltje!!

Biologische teelt
De belangrijkste randvoorwaarde voor een succesvolle biologische aardappelketen zijn rassen die elk jaar een betrouwbare opbrengst van een goede kwaliteit leveren. In Oudemolen, Wageningen en Lelystad zijn drie demonstratievelden aangelegd. Kwekers was gevraagd welke rassen ze beschikbaar hebben voor de biologische teelt. Dat leverde een lijst op met twintig rassen: een mix van nieuwe en oudere, vroege en latere rassen. Het moeilijke jaar 2012 – waarin phytophthora al vroeg de kop opstak – bleek perfect om de geschiktheid van de rassen voor de biologische teelt te testen. Vijf rassen hebben het prima gedaan en verdienen een mooie plaats in de keten en aandacht van telers en afnemers. Het gaat om:

  • Carolus (Agrico)
  • Bionica (Niek Vos)
  • Sarpo Mira (Danespo)
  • Vitabella (KWS)
  • Alouette (Agrico)
  • Levante (Agrico)